INTERVIEW MET THEATERMAKER CHARLES PAS
Charles Pas heeft dit seizoen twee premières in nona: Requiem for a Young Soul (september) en Pasifae Rodeo (april). Dat is iets om naar uit te kijken, want de recentste winnaar van de PrixFintroPrijs voor dans en theater en genomineerde voor de BNG Theaterprijs 2025, is een alleskunner die imponeert met fysieke, beeldende voorstellingen en een gretige energie, zowel op als naast het podium.
De Charles Pas die we via een digitaal kanaal spreken blijkt een gesprekspartner die ongedurig heen en weer wandelt, maar intussen wel zijn jonge, productieve parcours nauwgezet fileert: “Uiteindelijk gaat het werk dat ik maak altijd over hetzelfde. We leven in tijden waarin er weinig ruimte is om te voelen met lijf en emotie. Onze interacties zijn vaak transactioneel en minder gebaseerd op sociale contacten. Er heerst een crisis van verbinding; tussen de mens en zichzelf maar ook tussen mens en maatschappij. Requiem for a Young Soul is een pleidooi voor de veerkracht van de geest te midden van rouw. Het dwingt het publiek om stil te staan bij eigen ervaringen, maar ook bij de mensen rond hen. Pasifae Rodeo bevraagt dan weer de spanning tussen menselijke driften en maatschappelijke structuren. Hoe verhouden we ons tot dat wat we zelf gecreëerd hebben, en hoe keren onze eigen creaties zich tegen ons?”

Pas benadrukt dat zijn voorstellingen variaties zijn over hoe de wereld functioneert en hoe mensen met elkaar in contact komen. Of net niet. “De insteek is natuurlijk ook gelinkt aan wat er zich op dat moment afspeelt in mijn leven. Het is mooi om ook iets specifieks te vangen, omdat het je helpt om op zoek te gaan naar een essentie, of het nu gaat om rouw bij een overlijden, overprikkeld geraken in een stedelijke omgeving of de paradoxen die bij verlangen komen kijken. Ik wil de menselijke ervaring onder de loep nemen. Vroeger wilde ik voorstellingen maken over alles, maar dat gaat natuurlijk niet.” Een verhaal vertellen, dat is altijd een dialoog tussen vorm en inhoud. Soms is er een duidelijke één-op-één-verhouding, maar net zo vaak blijft het zich afspelen, zeker in het geval van dans en bewegingstheater, op een meer abstract niveau. Toch wil Pas dat ook de inhoud voelbaar blijft voor het publiek.
DE DANS VAN VORM EN INHOUD
“Vorm en inhoud zijn bij mij een en hetzelfde”, benadrukt hij stellig. “Bij het maakproces werken we met theorie én intuïtie aan een soort van humuslaag van materiaal, waar pas redelijk laat een voorstelling uit ontstaat. Het is net omdat we door dat proces gaan en zoveel materiaal hebben, dat wat overblijft heel helder voor mij is en voor het publiek ook ‘leesbaar’ is, ook al is het op het niveau van buikgevoel. Een toeschouwer herkent dat en kan een eigen verhaal vormen. Tegelijk leest iedereen dat op zijn manier. Het is goed om die wisselwerking te hebben tussen het persoonlijke en het universele, de voorstelling en het publiek.”
“Ik krijg weleens de vraag welke boodschap ik wil geven. Vaak ga ik op zoek naar een tweeledige ambitie: iets dat direct en fysiek is, maar ook moeilijk of aangrijpend. Confronterend, maar ook licht en speels.” Bovenal wil Pas zijn publiek naar huis sturen met een dubbel gevoel dat uitersten bij elkaar brengt: “Bij Victory Boogie Woogie ging dat over verbinding aangaan in een geürbaniseerde wereld, maar ook over relativering. Er zat heel veel humor in. Ik wil fysieke ervaringen meegeven en geloof dat ik mensen zo dichter bij hun existentiële vraagstukken breng. Geen ‘zo denk ik dat het is en zo moet het’, maar ook geen ‘wie kent het antwoord?’ Ik mik op een soort van tegenstelling die in elk van ons zit. Daar kan die dialoog bestaan.”

EEN KRING VAN VERTROUWELINGEN
Het werk van Pas, die een béétje de uitstraling heeft van een martial arts-expert die elk moment kan exploderen, is uitermate fysiek, en hij is ervan overtuigd dat de podiumkunsten daardoor ook een eigen kracht hebben: “Het zijn zowat de laatste media waarin de broze ervaring van een lichaam voor je te zien, nog bestaat. Het lichaam draagt die humuslaag in zich, de info die is opgeslagen door een repetitieproces. Als we dan een goede voorstelling neerzetten, dan is dat voelbaar, draagt dat iets over. Inspiratie vind ik trouwens vaak in films. Alles van Dogma 95 (Deense filmbeweging, opgericht door regisseurs Lars von Trier en Thomas Vinterberg, red.) vind ik inspirerend. Die principes lokken radicaliteit uit, kijk maar naar The Idiots of Festen.” Het zijn principes die de maker duidelijk voeden en inspireren om op het podium zo dicht mogelijk bij de echtheid van het mens-zijn te komen, in al zijn absurditeit.
Pas herhaalt vervolgens het belang van een kring van vertrouwelingen rond zich te hebben: “Ik werk heel horizontaal en vind het bijna raar om mijn naam boven zo’n voorstelling te zien. Ik heb heel veel ideeën en die komen snel, maar de voorstelling wordt gemaakt door wat ik met mensen en die ideeën doe. Die ideeën kan ik ook loslaten, als ik vind dat anderen met betere dingen komen. Ik zie mijn job als het uitlokken van een reactie. Een reactie is altijd interessanter dan een actie.” Een bijzondere plek in het werk heeft de samenwerking met muziekproducent en multi-instrumentalist Rint Mennes. “Hij heeft een groot talent om omgevingsgeluid en muzikale elementen samen te brengen, en zo de zintuiglijke ervaring compleet te maken.” Pas is vaak de initiatiefnemer of de motor van een voorstelling, maar vindt de input van het team even belangrijk en ziet zichzelf als degene die de puzzel legt. Misschien is die sociale component waarom hij zich in eerste instantie niet ziet als een speler? “Mijn eerste impuls is altijd om te maken, iets te willen creëren. Mijn lichaam is mijn belangrijkste tool om dat te doen, maar ik droomde er nooit van om acteur te worden of op een podium te staan. Natuurlijk vind ik dat fantastisch om te doen, al heb ik vlak voor een voorstelling nooit zin om te spelen. Tot ik begin, en dan vind ik het geweldig.” (lacht)
VALLEN, OPSTAAN EN (VEEL) ETEN
Tijdens het voorbije BROEK festival speelde Pas meermaals de korte, maar bijzonder intense solovoorstelling Victory Boogie Woogie. In zijn uitbeelding van een op hol geslagen maatschappij vormde hij zijn lichaam om tot een speelbal die letterlijk tegen het canvas geslagen werd. Hij maakte zich ervan af met wat schrammen: “Mijn lichaam is heel goed in het opvangen van klappen. Ik heb veel geskatet, aan parkour gedaan en trampoline gesprongen. Allemaal sporten waarbij je 90% van de tijd keihard valt en 10% van de tijd iets lukt. Dus je wordt goed in vallen. (lacht) Natuurlijk ben ik ook veel bezig met mijn lichaam en probeer ik het te onderhouden in kalmere periodes. Wat voor mij het beste werkt, is klimmen. Dat is de perfecte balans tussen techniek, kracht en lenigheid. Mensen zeggen me ook vaak dat ik snel beweeg, dus ik blijf misschien automatisch vrij fit.”
Dat lichaam moet natuurlijk ook gevoed worden. Pas: “Eten vind ik fantastisch. Ik kan véél eten en hou enorm veel van de mediterrane en Aziatische keuken. Of die van Griekenland of Turkije, waarin drie continenten samenkomen, daar krijg ik niet genoeg van. Maar ik hou ook van steak met frieten. Tegelijk moet ik ook opletten: ik kan aan m’n dag beginnen in ‘doorgaan-modus’ en vervolgens niet eten tot 17 u. Daar probeer ik nu bewuster op te letten, want dan voel ik me beter en rustiger, heb ik meer energie. Ik heb het geluk dat ik een vriendin heb die fantastisch kan koken. Ik kan ook wel koken, maar zij kan koken, weetjewel, iets maken op intuïtie. Als ik in ‘performer-modus’ zit, probeer ik wel heel gezond te leven. Dan ontbijt ik stevig en neem ik de tijd voor een maaltijd, omdat dat belangrijk is voor de focus.”
BE vs. NL
Pas studeerde en werkte jarenlang vooral in Nederland. Hij is goed geplaatst om in te schatten hoe de scènes in België en Nederland verschillen: “Het is moeilijk om dat met voldoende nuance te bekijken. Er zijn veel parallellen, maar als je bv. kijkt naar teksttheater, dan is er een heel Vlaamse en een heel Nederlandse manier van spelen. Bij dans of bewegingstheater voel ik dan weer dat de sub-scènes in Nederland minder goed in elkaar overvloeien dan in België. Hier is er meer kruisbestuiving tussen de disciplines, of tussen klein en groot, en experimenteel en conventioneel. In Nederland zijn er meer regels, in België is er meer een laissez-faire instelling, die mijn creativiteit ten goede komt. Anderzijds heb je in Nederland wel meer opties voor jonge makers, er zijn eindeloze instapmogelijkheden. Je kan veel vlieguren maken via korte residenties en zo je ambacht onder de knie krijgen. Natuurlijk is dat ook gevaarlijk, want je belandt in een productietempo dat niet duurzaam is. In België ben je beter af als je je tijd wil nemen om je eigen processen uit te werken...” (lacht)